zaterdag 22 januari 2011

Afgod en GOD

1. AFGOD
Een afgod is een god die je kiest en die je volledig naar je hand kunt zetten. Je gaat met of zonder zin een keer per week naar een bijeenkomst en je god is zedelijk verplicht je op te nemen in de hemelse gewelven. Je begaat een serieuze fout, moet dit als zonde in je opnemen met bijgaande schrik en schuldgevoelens, oké, je gaat die fout in een klein hokje aan een mens vertellen die er zijn absolutie over geeft, een toverspreuk, en je god is verplicht zijn ogen kompleet te sluiten voor je fout. Als je twijfelt of echt alles vergeven is, dan kan je nog altijd offeren, geld geven, vasten, jezelf pijnigen... Je kan eigenlijk doen wat je wil, je god is verplicht de menselijke wetten te volgen. Je kunt met die god een handeltje drijven dat steeds in je voordeel uitvalt, je bent ongenaakbaar in je doen of laten en bent zeker van de zalige eeuwigheid. De hel is zo afschuwelijk afgeschilderd en je hebt zoveel jokers in de hand tegenover die god dat je wel een uil moet zijn om verkeerd te landen. Hoe kan je van zo'n god houden, je bent er meester over. Zo'n god is bij mij god af, een afgod.

2. GOD
God is mijn oorsprong. Zonder mijn oorsprong "ben" ik niet. Hij wil mij naar Zijn beeld en gelijkenis. Ik ben zoals Hij is, maar wel beseffende dat Hij mijn oorsprong is, anders is er geen verschil met Hem. Hij heeft alle macht, is volmaakt, eeuwig, bron van goedheid en wijsheid, dit alles voortvloeiende uit Zijn Liefde. Wat Hij wil, wil ik, want ik ben Zijn Wil : Hij wil mij. Hij houdt van mij en ik van Hem want ik ben in Hem door Hem, door Hem zo gewild. Door mijn liefde voor Hem heb ik helemaal geen wereldse wetten, geen leiders nodig, en reken ik enkel op de Geest in mij die mij met God verbindt zoals Hij wil. Mijn God kent geen hel, angst, schuld of tijd, ik dus ook niet. Binnen onze liefde wordt er geen handel gedreven noch offers gebracht, er is geen reden daarvoor. Dit alles ontvalt mij echter, of beter gezegd, ik vergeet dit alles als ik mij ga vereenzelvigen met het door mij gebouwde "ego", dat wél angst, schuld en tijd kent omdat het zich, zonder macht te hebben, toch macht wil toe-eigenen, wat aanval en verdediging en dus ook schuld en angst met zich meebrengt. Als ik mijn ego echter opzij schuif, mij er niet meer mee vereenzelvig, dan word ik weer wat ik oorspronkelijk ben, de Gewilde en de Geliefde van God, Zijn Wil. Dit ben ik eeuwig, want zo wil en schept Hij mij, en wat Hij wil, "is". Mijn God kan Zijn eigen Wil niet veroordelen, wat logisch is, dat zegt mij onze Liefde en onze Geest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten